TPMS staat voor Tyre Pressure Monitoring System (controlesysteem voor de bandenspanning).
Het is een ingebouwd elektronisch systeem dat wordt gebruikt om de spanning in de banden van uw voertuig te controleren. Het rapporteert realtime-informatie aan bestuurders en waarschuwt hen wanneer de bandenspanning in een of meerdere banden ontoereikend is.
Het TPMS doet dat door middel van indicatoren op het dashboard zoals een meter, een display met pictogrammen of een waarschuwingslampje.
In uw voertuig een TPMS installeren garandeert de rijveiligheid en verkleint de kans op verkeersongevallen. Een onjuiste spanning in uw banden vergroot de remafstand en heeft een negatieve invloed op het vermogen van uw voertuig om bochten te nemen.
Het TPMS voorkomt onnodige incidenten door in uw banden vroegtijdig een te lage spanning te detecteren, en verkleint de rolafstand (remafstand). Dientengevolge vermindert het TPMS ook de slijtage aan het profiel van uw banden, waardoor die laatste de grip op de weg niet verliezen, en verbetert het systeem het rijgedrag van uw voertuig.
Het TPMS vergroot ook de efficiëntie van uw voertuig door het brandstofverbruik, dat het gevolg kan zijn van een onjuiste bandenspanning, te verlagen. Een grotere efficiëntie resulteert dan weer in een lagere CO2-uitstoot en verkleint daarbij de koolstofvoetafdruk.
Fouten in de bandenspanning worden ogenblikkelijk meegedeeld aan de bestuurder, waardoor wordt geanticipeerd op eventuele problemen.
Het TPMS maakt handmatige controles van de bandenspanning overbodig. Het steunt immers op elektronische signalen die de aanwezigheid van een onjuist luchtdrukniveau in uw banden ogenblikkelijk bekendmaken.
Vanaf 1 november 2014 moeten alle nieuw ingeschreven motorvoertuigen en kampeerauto's in de EU zijn uitgerust met een TPM-systeem.
Alle types nieuwe voertuigen en kampeerauto's moeten zijn uitgerust met een TPM-systeem, vanaf 1 november 2014.
Vanaf november 2014 moeten alle ingeschreven voertuigen zijn uitgerust met een direct of een indirect TPMS-systeem. Voertuigen waarbij dat niet het geval is, worden niet goedgekeurd of mogen niet worden ingeschreven in EU-lidstaten. In overeenstemming met de door de EU bepaalde voorschriften moet het TPMS de volgende specificaties hebben:
Een indirect TPMS maakt gebruik van de sensoren van het ABS-systeem (ABS = Anti Lock Braking System, antiblokkeerremsysteem) om de bandenspanning bij benadering aan te geven. Het indirecte TPMS, of iTPMS, steunt op het principe dat een band met een onjuiste spanning een kleinere diameter en dientengevolge een hogere hoeksnelheid dan een band met een juiste spanning zal hebben.
Zoals de naam suggereert, kan het iTPMS de directe of absolute spanningswaarde niet meten. De meting daarvan is afhankelijk van de snelheid van elke afzonderlijke band. Recente iTPMS-systemen maken gebruik van de eigenvorm- en frequentiespectrumanalyse van de snelheid van de band, om de bandenspanning te bepalen. Wanneer de band dus sneller begint te draaien dan normaal, interpreteert de boordcomputer dat als een teken van een te lage spanning en wordt de bestuurder op de hoogte gebracht.
Het iTPMS moet worden gereset na het oppompen tot de juiste spanning en na de routinebandomwentelingen. Om volledig actief te worden, moet er 20 tot 60 minuten worden gereden om het systeem de nieuwe parameters opnieuw te laten inlezen.
Het directe TPMS meet de spanning in de banden door middel van spanningssensoren die rechtstreeks in de banden zijn geplaatst. Die sensoren meten de spanning in de band en rapporteren die aan de boordcomputer of het instrumentenpaneel van de wagen. In tegenstelling tot hun indirecte tegenhangers kunnen die sensoren ook de temperatuur in de band meten.
De sensoren verzenden de realtimespanningswaarden op elke locatie, zowel wanneer de wagen in beweging is als wanneer de wagen staat geparkeerd. Door hun locatie in de banden van de wagen worden die sensoren gewoonlijk van stroom voorzien door batterijen, en kunnen de sensoren worden beschadigd. Sommige sensoren worden echter van stroom voorzien door draadloze stroomsystemen door middel van elektromagnetische inductie. Dat ondervangt de korte levensduur van de sensoren die door batterijen van stroom worden voorzien. Systemen die draadloos van stroom worden voorzien, maken een verhoging van de frequentie van de datatransmissie en een verlaging van het gewicht van de sensor mogelijk.
Het dTPMS-systeem kan zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde worden geïnstalleerd. Bij systemen die aan de buitenzijde worden gemonteerd, kunnen de sensoren dop- of doorstroomsensoren zijn. Dopsensoren zijn grote ventieldoppen die rechtstreeks op de ventielsteel worden vastgeschroefd, en moeten worden verwijderd wanneer de band moet worden gevuld. Doorstroomsensoren worden ook vastgeschroefd op de ventielstelen, maar laten lucht door de sensoren stromen. Om die reden hoeven die sensoren niet te worden verwijderd wanneer de banden met lucht worden gevuld.
Aan de binnenzijde gemonteerde sensoren worden binnen in de band gemonteerd met een grote metalen band die rond de band wordt bevestigd.
Er zijn hoofdzakelijk drie types TPMS-sensoren:
Opklemventiel-TPMS - De ventielsteel is een wezenlijk deel van deze sensor en wordt door de ventielopening van de band gemonteerd. Deze sensor wordt op het wiel bevestigd met een afzonderlijke pakkingsring of klemmoer.
Merk op dat de pakkingsringen uit een zachter metaal - gewoonlijk aluminium - zijn gemaakt dan dat van de ventielstelen. Zodra de pakkingsringen zijn gedicht, passen die zich aan de oppervlakken aan waartegen ze zijn gedicht. Om die reden mogen de pakkingsringen nooit opnieuw worden gebruikt na vervanging of reparatie van de sensoren.
De dichtende pakkingsringen mogen ook nooit te vast of met een te hoog draaikoppel worden aangedraaid. Op die manier kunnen in de dichtingen haarscheurtjes ontstaan en kunnen de ventielsteel en de sensor zelfs worden beschadigd.
Inklikventiel-TPMS - Deze sensoren zien er bijna hetzelfde uit als ventielstelen zonder TPMS. Deze TPMS-sensoren zijn gewoonlijk langer dan de ventielstelen en wanneer de rubber dop wordt verwijderd, heeft de sensor aan de onderzijde een afgeschuind oppervlak in messing. De sensor wordt met een zelftapper op de ventielsteel bevestigd.
Het is belangrijk om opmerkzaam te zijn voor de druk die wordt uitgeoefend terwijl de sensor wordt aangedraaid op de steel, en ook om ervoor te zorgen dat de ventielsteel en de sensor juist op één lijn zijn gebracht. Als dat niet het geval is, kan de steel afbreken wanneer die laatste in contact komt met de bevestigingskop.
Band-TPMS - In de band-TPMS wordt de sensor op een metalen band aan de binnenzijde van de velg van de band bevestigd, en tegenover de ventielsteel vastgemaakt. Dit type sensor kan nog altijd worden teruggevonden in enkele Ford-voertuigen.
Noodzakelijke voorwaarden voor het selecteren van de sensoren voor voertuigen:
Originele sensoren - Deze sensoren zijn voorgeprogrammeerd met de instellingen die specifiek zijn voor het voertuig waarvoor de sensoren zijn bestemd. Met het grote aantal verkrijgbare sensoren en het steeds groter wordende klantenbestand zouden werkplaatsen alle types sensoren moeten inslaan, met op ieder ogenblik minstens vier eenheden in voorraad, om klanten voldoende van dienst te kunnen zijn.
Programmeerbare universele sensoren - Deze sensoren zijn niet voorgeprogrammeerd en kunnen op elk voertuig worden geïnstalleerd. Werkplaatsen hoeven geen verscheidenheid van sensoren in te slaan, om aan de vraag van de klanten te voldoen. Programmeerbare sensoren vereisen echter een extra programmeertool die wordt gebruikt om de sensor af te stemmen op de specificaties van het voertuig.
Deze tool leest eerst de technische specificaties van de originele sensor en de band waarin de sensor zich bevindt, waarna de verzamelde gegevens kunnen worden gebruikt om de nieuwe sensor te programmeren met dezelfde specificaties.
Als er geen originele sensor beschikbaar is, kan de tool een nieuwe sensor-ID genereren, voordat de sensor wordt geprogrammeerd in overeenstemming met de vereiste specificaties.
Deze installatie en demontage van TPMS-sensoren in een wagen vereist speciaal gereedschap dat beschikbaar is in de TPMS-reparatiekit. Dit gereedschap zorgt ervoor dat de moeren en de ventielen met het juiste draaikoppel worden geïnstalleerd.
De TPMS-sensor wordt gewoonlijk aan de binnenzijde van de band op een bepaald bandventiel gemonteerd. Naargelang van uw behoeften kunt u kiezen tussen een aluminium opklemventiel-TPMS en een rubber inklikventiel-TPMS.
Inklikventielen zijn gewoonlijk goedkoper dan opklemventielen en zijn eenvoudiger te installeren. Bij hoge snelheden, die gewoonlijk hoger zijn dan 210 km/h, kunnen inklikventielen tekortschieten als het op de levensvatbaarheid aankomt.
Wanneer een band of een sensor wordt vervangen, is het raadzaam om alle bijbehorende onderdelen, zoals het binnenventiel, de ventieldop, de moer, de sluitringen en de dichtingen, te vervangen.
De reparatiekit van elk type sensor wordt geleverd met de volgende onderdelen:
Inklikventiel:
Opklemventiel:
Neen. Een binnenventiel in messing mag nooit worden gebruikt met een aluminium TPMS-sensor, aangezien dat tot galvanische corrosie kan leiden. Galvanische corrosie doet zich voor wanneer twee verschillende metalen samensmelten, en daarbij schade veroorzaken aan het binnenventiel en de sensor. Een gecorrodeerde ventielsteel zal ook de datatransmissie van het TPMS naar de ECU (Engine Control Unit, motorregeleenheid) verstoren, waardoor het TPMS-waarschuwingslampje niet zal oplichten.
Zodra de nieuwe TPMS-sensoren op uw banden zijn geïnstalleerd, moet uw voertuig de sensoren detecteren en moet er een communicatieverbinding tot stand worden gebracht tussen de sensoren en het uitleesapparaat. Dat zou ervoor zorgen dat de centrale dataverwerkende eenheid van het TPMS wordt geactiveerd, telkens als een nieuwe sensor-ID wordt gegenereerd of wanneer de positie van de sensor op het wiel is veranderd.
Afhankelijk van het merk zijn er drie manieren om ervoor te zorgen dat het voertuig de nieuwe sensoren herkent:
Als de TPMS-procedure voor herregistratie niet is voltooid, kan dat resulteren in onjuiste afgelezen spanningswaarden en een systeemstoring. Elke fabrikant heeft een vaste TPMS-procedure voor herregistratie die tot in detail moet worden uitgevoerd, om te garanderen dat het TPMS juist functioneert. TPMS-reparatiewerkplaatsen moeten zich vertrouwd maken met de verschillende procedures en moeten de noodzakelijke reparatiekits in voorraad hebben om die procedures uit te voeren.
Bent u eigenaar van een motorvoertuig of een kampeerauto, dan geldt voor u het volgende:
Heel wat merken hadden hun wagens al vóór de richtlijn van 2014 uitgerust met TPMS-systemen en kunnen om die reden voor de voertuigkeuringen slagen als hun TPMS volledig functioneel is.
TPMS-keuringen zullen verplicht worden in 2015 en voertuigen die niet aan de eisen voldoen, zullen tijdens de voertuigkeuringen worden afgekeurd.
Het TPMS-systeem en het waarschuwingslampje op uw voertuig uitschakelen of ontwijken kan na de uitvaardiging van de richtlijn in 2014 een overtreding worden.
De TPMS-technologie wordt geïnstalleerd tijdens de productie van het voertuig. Als uw voertuig niet is uitgerust met de TPMS-technologie, zal het niet zijn gebonden aan TPMS-verplichtingen. Om die reden zal het niet noodzakelijk zijn om nog een TPMS-systeem op uw voertuig te laten installeren.
Een werkplaats die TPMS-diensten aanbiedt, kan u helpen en advies verstrekken over de reserveonderdelen die noodzakelijk zijn bij uw TPMS-systeem, zoals binnenventielen, pakkingsringen, reservesensoren en reparatiekits.
Opmerking: wegens de complexiteit van het TPMS-systeem is het raadzaam om de vervanging van banden en andere onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren door een professionele werkplaats die over de vereiste vakkennis en over het vereiste gereedschap beschikt.
Het TPMS-waarschuwingslampje ziet er zo uit:
Het TPMS-lampje gaat branden wanneer u aan het rijden bent: als het TPMS-lampje begint te branden en blijft branden wanneer u onderweg bent, betekent dit dat de spanning van minstens één van uw banden laag is. Controleer de spanning in al uw banden om te bepalen welke band(en) het probleem veroorza(a)k(t)(en), en vul de band(en) met lucht. Het TPMS-waarschuwingslampje zal automatisch uitgaan zodra alle banden opnieuw de juiste spanning hebben.
Het TPMS-waarschuwingslampje knippert aan en uit: dit wijst erop dat de spanning in uw banden de laagste drempelwaarde (20 % van de normale waarde) nadert. Dat gebeurt gewoonlijk wanneer de spanning varieert door veranderingen in de omgevingstemperatuur. Het is raadzaam om de spanning in uw banden, ook de reservebanden, regelmatig te controleren om u ervan te vergewissen dat de spanning in alle banden optimaal is.
Het TPMS-lampje knippert wanneer u uw wagen start, en blijft vervolgens branden: als uw TPMS-lampje gedurende ongeveer 30 tot 90 seconden knippert terwijl u de wagen start, en vervolgens blijft branden zodra de motor van uw wagen draait, betekent dit dat het TPMS zelf defect is. Breng uw wagen zo snel mogelijk naar uw TPMS-specialist om defecten in het systeem te verhelpen. Als het TPMS defect is, moet u als extra voorzorgsmaatregel de spanning van uw banden controleren voordat u gaat rijden.
Gaatjes en schade kunnen ervoor zorgen dat uw banden snel lucht verliezen, maar banden kunnen ook nog geleidelijk aan in de loop der tijd lucht verliezen door veranderingen in de omgevingstemperatuur, de staat van de wegen en andere factoren. Om die reden is het raadzaam dat u uw banden minstens één keer per maand controleert. Denk eraan om ook de spanning in uw reservebanden te controleren, ongeacht of deze al dan niet met TPMS zijn uitgerust.
Banden met een te lage spanning kunnen het rijgedrag op een zowel natte als droge ondergrond als volgt beïnvloeden:
Het is in geen geval raadzaam om met banden met een te lage spanning te rijden. Wanneer uw TPMS-lampje u opmerkzaam maakt op een te lage spanning in een van of al uw banden, moet u uw wagen naar het dichtstbijzijnde reparatiecentrum brengen en de problemen laten verhelpen.
Als het TPMS-lampje begint te knipperen terwijl u aan het rijden bent:
Neem uw stuur stevig vast, ingeval u uw wagen moet besturen na een klapband. Vertraag vervolgens langzaam en haal uw voertuig uit het verkeer.
Zodra u veilig uit het verkeer bent, meet u de spanning in uw banden met behulp van een bandenspanningsmeter en vergelijkt u die spanning met de aanbevolen waarde. Een bandenspanningsmeter zit standaard in elke noodreparatiekit.
Vul de banden tot de aanbevolen spanning (gewoonlijk gespecificeerd in uw gebruikershandleiding of op een plaatje dat op de onderzijde van de deur aan de kant van de bestuurder is bevestigd) of laat uw wagen anders naar het dichtstbijzijnde reparatiecentrum slepen om uw banden opnieuw te laten vullen en het TPMS te laten controleren (en repareren).
Neen. Als er andere stoffen dan lucht of stikstof in de band werden gebracht, kan dat schade toebrengen aan de TPMS-sensor. Afdichtmiddelen en hulpmiddelen bij autopech zijn sprays in spuitbussen die schadelijk kunnen zijn voor uw sensor. Hebt u echter een afdichtmiddel voor banden in uw TPMS-banden gedaan, laat uw TPMS-reparatietechnicus dan de staat van uw TPMS-sensor beoordelen en vervang de sensor als die is beschadigd.
Het TPMS kan uitvallen om elk van de volgende redenen:
Lage spanning van de sensorbatterij: de interne lithiumbatterij van de sensoren heeft een verwachte levensduur tussen 4 en 7 jaar.
Onjuiste installatie van de ventielen: TPMS-sensoren moeten zijn uitgerust met vernikkelde binnenventielen en mogen nooit zijn uitgerust met binnenventielen in messing of koper. Binnenventielen in messing of koper kunnen tot galvanische corrosie leiden, waardoor de sensoren kunnen uitvallen.
Onjuiste methode voor en behandeling tijdens het vervangen van banden: Banden die zijn uitgerust met TPMS, moeten worden vervangen aan de hand van bepaalde procedures die zijn gebaseerd op het gebruikte type sensor. Dat wordt het best uitsluitend door TPMS-specialisten uitgevoerd. Een ruwe en onjuiste behandeling tijdens het routineus vervangen van banden kan ertoe leiden dat de sensoren afbreken of worden beschadigd.
Sensoren die met een te hoog of te laag draaikoppel zijn aangedraaid: Alle pakkingsringen en ventielen in het TPMS-systeem moeten correct (volgens het juiste draaikoppel) zijn aangedraaid. Is dat niet het geval, dan kan dat resulteren in een TPMS dat uitvalt.
Elektronische storing: het TPMS maakt gebruik van elektronische schakelingen en inrichtingen die na verloop van tijd slecht kunnen beginnen te functioneren.
Neen. Het TPMS is ingesteld om uitsluitend in werking te treden wanneer de spanning in de banden daalt tot 20 % van de noodzakelijke optimale spanning.
De effecten van een te hoge spanning zijn de volgende:
Neen. Alleen voertuigen die tijdens de productie werden uitgerust met directe of indirecte TPMS-systemen, vallen onder de TPMS-verplichtingen.
Het is echter zo dat alle voertuigen die sinds 2004 worden verkocht, al zijn uitgerust met TPMS-systemen. Als de banden niet zijn uitgerust met TPMS-sensoren, zal de eerste vervanging langer duren en extra kosten met zich meebrengen.
Bij uw eerste bezoek aan de TPMS-reparatiewerkplaats zullen de volgende taken worden uitgevoerd: